Het nieuwe vroegpensioen is een ander woord voor de RVU-vrijstelling. Wat zijn de voor en nadelen van deze regeling? We hebben 10 dingen op een rij gezet die je moet weten over de RVU-vrijstelling. Wilt u aan de slag de RVU? Laat uw gegevens achter en een van onze onafhankelijke adviseurs neemt contact met u op wanneer het u uitkomt.
RVU-vrijstelling kan ook gezien worden als het nieuwe vroegpensioen. Deze is per 1 januari 2021 in werking getreden en is bedoeld als tijdelijke tegemoetkoming voor oudere medewerkers die in de afgelopen jaren plots zijn geconfronteerd met een snelle stijging van de AOW-leeftijd. Het is een tijdelijke regeling met de doelstelling om oudere medewerkers die niet meer in staat zijn om gezond, al werkend de AOW-leeftijd te bereiken, in staat te stellen om eerder te stoppen met werken.
RVU staat voor Regeling voor vervroegde uittreding. Bij een Regeling voor Vervroegde Uittreding is vaak een RVU-heffing van toepassing: een eindheffing van loonbelasting van 52%. De RVU-heffing is namelijk in 2005 ingevoerd om de sluipweg van een VUT-regeling minder aantrekkelijk te maken. De nieuwe RVU-vrijstelling biedt een tijdelijke versoepeling van deze RVU-heffing. Over de RVU-vrijstelling is dus geen extra loonbelasting verschuldigd. Dit betekent dat er meer ‘vroegpensioen’ uitgekeerd kan worden door werkgevers.
Met de nieuwe wet wordt voor een periode van 5 jaar, vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025, de RVU-heffing op regelingen voor vervroegde uittreding versoepeld. Deze versoepeling is alleen van toepassing als de uittreding plaatsvindt binnen 36 maanden (3 jaar) voor de AOW-leeftijd. Er vindt geen eindheffing plaats over het gedeelte dat binnen de 36 maanden voor de AOW-leeftijd uitgekeerd wordt én wanneer deze uitkering niet groter is dan € 1.847 per maand.
De tijdelijke regeling loopt tot 31 december 2025 maar blijft nog uiterlijk drie jaar nadien van kracht, mits de schriftelijke overeengekomen regeling bestond op 31 december 2025. Dit betekent dat de medewerkers, die uiterlijk op 31 december 2028, de AOW-leeftijd bereiken gebruik kunnen maken van deze regeling. Op basis van de huidige verwachtingen omtrent ingang van de AOW geldt dit voor medewerkers geboren voor 1 oktober 1961.
Met het bedrag van bruto € 1.847 per maand wordt beoogd dat het netto-inkomen van de RVU-vrijstelling gelijk is aan de netto-AOW voor een ongehuwde. Verhoging van de ongehuwde AOW betekent dan ook een verhoging van het bruto-maandbedrag van de RVU-vrijstelling. De RVU-regeling in de voorgestelde vorm wordt dan ook wel vroegpensioen of bedrijfs-AOW genoemd.
Het is mogelijk om binnen de 36 maanden voor de AOW-leeftijd een bedrag in één keer uit te keren. Het maximale bedrag is dan € 66.492. Bij een toekenning, 24 maanden voor AOW-datum is het maximale bedrag dan € 44.328.
Het bedrag dat in één keer wordt uitgekeerd is wel progressief belast in box-I; de belasting-box voor wonen en werken. Er is geen bijzonder belastingtarief van toepassing. Dat is ongunstig voor medewerkers die een zeer laag- of geen inkomen hebben in de volgende 2 jaren tot aan de AOW-leeftijd. Over de eenmalige uitkering moet de medewerker in zo’n situatie naar verhouding veel belasting betalen.
Als tegemoetkoming kan een medewerker de middelingsregeling toepassen. Dat is een regeling waarmee een belastingplichtige de belastingdienst kan verzoeken om de belasting te berekenen over het gemiddelde van drie belastingjaren.
Let op! Door een éénmalig hoog inkomen van de medewerker kunnen er in zijn of haar situatie ook drempels van diverse toeslagen worden overschreden én komen deze toeslagen te vervallen. Het is daarom belangrijk om uw medewerker, bij de keuze voor een RVU te (laten) begeleiden met een financieel inzichtgesprek.
Er zijn een aantal financiële nadelen bij een RVU-regeling. De RVU-heffing bestaat uit een eindheffing die de werkgever verschuldigd is over de RVU-uitkering. Deze heffing is 52% over de RVU-uitkering (artikel 32ba wet op de Loonbelasting). Dit betekende dat er voor de medewerker in de basis netto weinig overblijft of dat de regeling voor de werkgever een kostbare zaak is. Met de RVU-vrijstelling verandert dit.
Met de nieuwe RVU-vrijstelling van kracht vindt er geen eindheffing plaats over het gedeelte dat binnen de 36 maanden voor de AOW-leeftijd uitgekeerd wordt. Deze uitkering mag niet groter zijn dan € 1.847 per maand of in totaal € 22.488 per jaar.
Uiteraard is het mogelijk om ervoor te kiezen om meer dan € 1.847 uit te keren aan een medewerker in de overbruggingsperiode.
Een hogere uitkering dan € 1.847 per maand leidt tot een overschrijding van de RVU-vrijstelling en is over dit bedrag de eindheffing van 52% verschuldigd. Ditzelfde geldt voor een RVU-uitkering die eerder start dan 36 maanden voor de AOW-leeftijd. De eerder uitgekeerde termijnen zijn dan belast met RVU-heffing van 52%.
Medewerkers die gebruikmaken van de RVU-regeling zullen minder snel in aanmerking komen voor een WW-uitkering. Om in aanmerking te komen voor een WW-uitkering moet er sprake zijn van niet verwijtbare werkeloosheid en beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Beide criteria staan op gespannen voet met de RVU-vrijstelling. Deelname aan de regeling is vrijwillig en de vervroegde uittreding is bedoeld voor medewerkers die niet langer deel kunnen nemen aan het arbeidsproces.
Mocht er toch recht bestaan op een WW-uitkering, dan leidt de RVU-uitkering tot een korting op de WW, dit zijn immers inkomsten in verband met arbeid. Bij een uitkering in één keer leidt dit dan tot een éénmalige korting gedurende één maand. Het kabinet zal zich inzetten om gebruik van de WW door personen met een RVU-uitkering te voorkomen.
Bij een ontslag is voortzetting van de pensioenopbouw mogelijk zolang de medewerker een loongerelateerde uitkering, zoals bijvoorbeeld een WW-uitkering, ontvangt. Bij een RVU-vrijstelling ligt dat anders. In veel gevallen ontvangt de medewerker geen WW-uitkering en is er geen sprake meer van voortgezette opbouw van het pensioen.
Kiest de medewerker ervoor om de RVU als een eenmalig bedrag te ontvangen, dan heeft dat ook een gevolg op het recht op bepaalde toeslagen. Een hoog inkomen in een bepaald jaar kan betekenen dat in zijn of haar situatie ook drempels van diverse toeslagen worden overschreden én komen deze toeslagen te vervallen. Het is daarom belangrijk om uw medewerker, bij de keuze voor een RVU te (laten) begeleiden met een financieel inzichtgesprek.
Het toekennen van een RVU-uitkering is niet beperkt door de omvang van het dienstverband van een medewerker. Ook bij een parttime-dienstverband kan een werkgever dus een volledige RVU-uitkering toekennen. De RVU kan dan zelfs hoger zijn dan het huidige brutosalaris. Het is tevens ook mogelijk om van twee werkgevers een RVU-uitkering te ontvangen zolang beide uitkeringen binnen de normen voor vrijstelling vallen.
Het modale inkomen in 2021 bedraagt bruto € 36.500. De RVU-uitkering is met maximaal € 22.164 per jaar een stuk lager. De RVU-uitkering zal hiermee bij een (boven-)modaal inkomen waarschijnlijk onvoldoende zijn om de periode tot AOW-datum financieel te overbruggen. Of deze overbrugging mogelijk is hangt sterk af van de eigen financiële situatie van uw medewerker. De RVU-uitkering kan bij een tekort bijvoorbeeld aangevuld worden door vervroeging van (een van) het pensioen.
Het vervroegen van de ingangsdatum van het pensioen kan, ongeacht of de medewerker doorwerkt of niet.
Het is zelfs mogelijk om het pensioen tot aan het bereiken van de AOW-datum verder te verhogen met een extra tijdelijk overbruggingspensioen van ongeveer € 20.000 per jaar. Dit overbruggingspensioen betaalt de medewerker uit het totale pensioen dat tot dat moment al is opgebouwd. Op deze wijze zal het in veel gevallen mogelijk zijn om gedurende de drie jaren van de RVU-uitkering het inkomen op het niveau van het salaris te handhaven.
Dit gaat wel ten koste van de hoogte van de pensioenuitkering vanaf de AOW-leeftijd. Er wordt immers een deel van dat pensioen ingeruild voor een eerder en hoger tijdelijk pensioen, bovenop de RVU-uitkering.
Pensioenadviseur bij Herenvest